Orgels Steenwijk en Giethoorn

Het orgel in De Vermaning te Steenwijk

In 1820 werd een bestaand orgel aangeschaft voor de kerk, die toen nog aan de Langesloot in Zuidveen stond. Dit orgel is geplaatst door orgelmaker Albertus van Gruizen. Toen in 1848 de Doopsgezinde gemeente naar de Onnastraat in Steenwijk verhuisde, kreeg het orgel daar door de goede zorgen van G. Rijkmans een plaats boven de preekstoel. Een pijp van het oude orgel draagt als opschrift: “den 27. Juny 1820 wierd door mejuffrouw B. Rijkmans, wed. van wijlen den Heer R. Rijkmans, den eerste pijp in dit orgel in dezen kerk geplaatst, in het vier en zeventigste jaar haares ouderdoms”.

In 1895 werd het oude barokorgel vervangen door een eigentijds instrument.  Het oude binnenwerk werd ingenomen en herplaatst in de gereformeerde kerk van Winsum (Fr). Besloten werd het mooie oude front te handhaven in de vermaning aan de Onnastraat en het nieuwe grotere orgel aan het oog te onttrekken door een houten wand. Het frontje van het orgel is helemaal in barokstijl gesneden met fraai snijwerk, cherubijnen en voluten (krullen) in de vleugelstukken en boven de tussenvelden, drie mollige putti (naakte kinderfiguurtjes) op de torens. Het soffiet (het ondervlak) is versierd met acanthusblad en nog een putto onder de middentoren. De beeldjes op de torens zijn muzikanten met trommel, viool en harp. Zo’n frontje is typerend voor een Noord-Hollands schuilkerkorgel uit omstreeks 1730.

Het orgel in de Vermaning te Giethoorn.

De kerk is in 1871 gebouwd. De gemeente zong hier veertig jaar meerstemmig met hulp van een voorzanger. Pas in 1911 plaatste Jan Proper, orgelbouwer en organist te Kampen, een nieuw orgel in deze kerk, ook wel vermaning genoemd. Dit was een pneumatisch instrument met een bescheiden dispositie, verdeeld over een manuaal en een ‘vrij’ pedaal. Het orgelfront is echter ingedeeld als Hoofdwerk en Bovenwerk en wekt zo de indruk van een tweemanualig orgel. Dit front is identiek aan dat van het Properorgel uit 1897 in de Doopsgezinde kerk te Kampen.

Om tegen concurrerende prijzen te kunnen leveren, gebruikte Proper vaak fabrieksmatig vervaardigd pijpwerk. Ook mechanieken en zelfs complete windladen betrok hij van Duitse toeleveringsbedrijven. Vanzelfsprekend was dit van invloed op de kwaliteit van zijn werk. Het orgel in Giethoorn was dan ook na goed 50 jaar volkomen versleten. Om de gemeentezang te kunnen begeleiden, moest men zich nu met een elektronisch instrument behelpen. In 1988 kwam men in contact met de orgeldeskundige Hanks Kriek uit Didam. Hans Kriek, die ook als amateur orgelbouwer actief is, was bereid om als vriendendienst een totale renovatie van het Properorgel uit te voeren.

Het orgelfront, de orgelkas en gedeeltelijk het pijpwerk uit 1911, bleken geschikt voor hergebruik. De inferieure windlade werd vervangen door een lade die in 1776 door Hendrik Hermanus Hess gemaakt werd. Oorspronkelijk was deze bestemd voor het ‘klein manuaal’ van het orgel in de Augustijner kerk te Dordrecht. In de loop van de tijd en na allerlei omzwervingen, was deze Hess lade van een dubbele kleppenkast voorzien en dus ingericht voor een tweemanualig orgel.

Na een grondige restauratie van deze 18e-eeuwse windlade, kon het nog bruikbare pijpwerk (uit 1911) worden geplaatst. Het ontbrekende pijpmateriaal werd in bijpassende factuur aangevuld. Ook in de tractuur werd gebruikt materiaal toegepast. De windvoorziening werd gewijzigd, waarbij de van Proper afkomstige magazijnbalg vervangen werd door de magazijnbalg van het voormalige orgel van de St. Helena kerk te Aalten. De klaviatuur werd, rechts van het front, in de kaswand aangebracht. De beide manualen zijn van moderne makelij en kregen een nieuw toetsbeleg.

Als herinnering aan de orgelbouwer Jan Proper, werd diens naam met koperen letters boven de manualen vermeld. Na de voltooiing van de gehele renovatie, bezit Doopsgezind Giethoorn thans een tweemanualig mechanisch sleepladen orgel, met als dispositie:

Hoofdwerk C -f’: Prestant 8vt.*- Openfluit 8vt.- Octaaf 4vt.- Roerfluit 4vt.*- Quint 3vt.*- Octaaf 2vt.*- Mixtuur 2-3 sterk.

Nevenwerk C-f’ (Geen Bovenwerk!): Holpijp 8vt.*- Gamba 8vt.*- Fluit 4vt.*- Nachthoorn 2vt.- Cornet 4sterk disc.*

Pedaal: C-c’: Subbas 16 vt.*- Gedekt 8vt. (transmissie).

Koppelingen (als trede): Manuaal 1+2- Pedaal +1 -Pedaal +2.

Tremulant.

(*Pijpwerk Proper 1911).

Op 26 juni 1988 werd het orgel in gebruik genomen. (Bron: ‘Zang en spel’, jaargang 8, no 3, Orgelmonograaf. Uitgave van de Doopsgezinde Werkgroep Kerkmuziek).